Een de-minimisverklaring heeft alles te maken met het verbod op staatssteun. Overheden mogen geen subsidies verstrekken als dat zorgt voor concurrentievervalsing op de Europese markt. Via de de-minimisverordening zijn daarop soms uitzonderingen mogelijk: het gaat dan om kleinere steunbedragen die zo minimaal zijn dat ze weinig tot geen impact hebben op de Europese markt. Doorgaans geldt dit voor steun tot een bedrag van € 200.000 euro over een periode van drie belastingjaren. Bij sommige sectoren, zoals landbouw en visserij, gelden afwijkende bedragen. De subsidieaanvrager geeft op de verklaring aan hoeveel de-minimissteun hij heeft ontvangen in het huidige en in de voorgaande twee belastingjaren. De subsidieverstrekkende instantie kan hiermee aantonen dat geen sprake is van verboden staatssteun.